Hegel H160 geïntegreerde stereoversterker met DAC/DLNA streaming/AirPlay – Review

De grotere broer van de H80 heeft meer vermogen, meer mogelijkheden, maar… klinkt hij ook beter?

Na mijn positieve ervaringen met de Hegel H80 geïntegreerde stereoversterker met DAC (klik hier voor de recensie) ben ik zeer benieuwd naar de grotere broer, de H160. Wat levert het op, als we een stap hoger gaan op de ladder?
Wie op internet rondsnuffelt, komt een heleboel lovende kritieken tegen. Zo heeft de H160 een EISA-Award gekregen (Best Product 2015-2016, categorie Amplifiers) en is de internationale audiopers het er unaniem over eens, dat de H160 een weergaloze muziekmaker is. De complimenten worden met pallets tegelijk aangeleverd. Dat maakt mij alleen maar nieuwsgieriger naar de prestaties van de Hegel H160. Is hij echt zo’n geweldenaar?

Hegel-160-lexicom-multimedia-8x6Hegel H160 – Beschrijving
Ik ga hier niet herhalen wat ik eerder over de H80 heb geschreven, want veel is ook van toepassing op de H160. Natuurlijk zijn er, naast de “familie-overeenkomsten”, duidelijke verschillen tussen de H80 en de H160. Het uiterlijk is gelijk, maar de H160 is iets groter (2 cm hoger en 6,5 cm dieper. Asjemenou…). Ook is hij zeven kilo zwaarder door de grotere behuizing, de dikkere ringkerntrafo, etc. De H160 heeft twee keer zoveel vermogen (2×150 Watt aan 8 ohm) als de H80, en ik zie tot mijn tevredenheid twee zaken die ik bij de H80 miste: een hoofdtelefoonaansluiting (6,35 mm) en een hegel-h160-remotevoorversterker-uitgang (pre-amp out). Een digitale uitgang hebben ze allebei niet. Zucht… Maar: bij de H160 krijgt u wèl de fraaie aluminium afstandsbediening, die bij de H80 slechts tegen meerprijs leverbaar is.

De H160 heeft zes digitale aansluitingen: één coaxiale (RCA) en drie optische ingangen, een USB-B-ingang en een RJ45 Ethernet-aansluiting. De coaxiale en optische ingangen ondersteunen maximaal 24bit/192kHz en de USB-ingang accepteert maximaal 24bit/96kHz, met uitzondering van 88,2kHz. Dit is kenmerkend voor de Tenor-receiverchip die Hegel klaarblijkelijk prefereert boven de XMOS-chip die tegenwoordig meestal wordt gebruikt.
Daarnaast heeft de H160 drie analoge aansluitingen, waarvan twee RCA en één XLR (gebalanceerd). Één van de RCA-ingangen kan worden geconfigureerd als home-cinema aansluiting. De vaste line out wordt hier vergezeld door een variabele pre-amp out. Tenslotte ook hier de stevige luidspreker-aansluitingen (WBT look-alikes?), alsmede een IEC-aansluiting voor het netsnoer.
De hoofdtelefoonaansluiting is in feite een soort aftakking van de eindtrap (middels een “voltage divider“) en dat heeft als voordeel, dat ook hoog-ohmige hoofdtelefoons makkelijk kunnen worden aangestuurd. Kracht genoeg.

De Digitaal/Analoog-Converter is, net als bij de H80, op een eigen printplaatje gemonteerd. Bij de H160 is dit zelfs een constructie van twee verdiepingen, omdat er een printplaatje bovenop is gezet voor de RJ45 Ethernet-aansluiting (ten behoeve van de DLNA streaming-mogelijkheid, waarover later meer). Ook deze DAC is een tweelingbroertje van de HD11 stand-alone DAC (inmiddels opgevolgd door de DSD-compatible HD12), met het verschil dat hier dezelfde AKM4396 chipset is gebruikt als in de HD11 (de H80 heeft een TI PCM1754). AKM-chipsets werden oorspronkelijk vooral in professionele apparatuur gebruikt, maar tegenwoordig zijn ze ook steeds meer in consumenten-elektronica te vinden. Net als in de H80 is ook hier de USB-ingang adaptief in plaats van asynchroon, maar ook hier wordt Hegel’s eigen systeem ingezet om de inkomende data te herklokken (met een data-buffer en een zelf ontwikkelde, zeer nauwkeurige klok). Hegel zegt, dat hun systeem een hoorbaar en meetbaar beter resultaat oplevert met o.a. een  lager jitter-percentage.

SoundEngine
En dan nu een stukje technobabbel, speciaal voor de liefhebbers. In mijn bespreking van de H80 heb ik al aangestipt, dat Hegel gebruik maakt van de gepatenteerde, in eigen huis ontwikkelde SoundEngine-technologie. Maar wat betekent dat? Bent Holter, de oprichter van Hegel, heeft aan de Technische Universiteit van Trondheim gestudeerd en in die tijd bouwde hij gitaarversterkers voor zijn (rock/metal) band, The Hegel Band. Daar komt dus niet alleen de naam Hegel vandaan, maar ook Holters idee, dat het mogelijk zou moeten zijn om een betere versterkerschakeling te ontwerpen met een lagere vervorming. Maar daartoe was het noodzakelijk om de gebaande paden te verlaten en iets nieuws te ontwikkelen. Holter maakte er zelfs zijn studie-onderwerp van.

Hegel-H160-versterker-rear-1-lexicom-multimediaZonder heel erg techneuterig te doen, wil ik proberen om uit te leggen waarom Bent Holter de SoundEngine heeft bedacht. Vijand nummer één is volgens Holter de harmonische vervorming. Maar hoe dring je die terug zonder de weergave nadelig te beïnvloeden? Holter wilde niet de bekende “over-all” negatieve terugkoppeling gebruiken, want hij vond de nadelen daarvan te groot. Uiteindelijk heeft hij een schakeling bedacht, die gebruik maakt van een adaptieve “feed forward” technologie. Deze meet voortdurend het signaal in de drie versterkertrappen (ingangssectie, regelversterker en vermogensversterker) en vergelijkt het signaal aan het eind van elke versterkertrap met het oorspronkelijke bronsignaal, zoals dat bij de ingang binnenkomt. Op die manier worden “fouten” (vervorming of andere niet-lineaire afwijkingen van het bronsignaal) supersnel gecorrigeerd. Holter zegt, dat deze schakeling geen kleuring veroorzaakt en het oorspronkelijke signaal onaangetast laat. Vooral de vervorming in de hogere frequenties, waarvoor het menselijk oor zeer gevoelig is, wordt zo uitermate effectief bestreden. Aldus Bent Holter.

In een kort interview in The Absolute Sound zegt Bent Holter, dat het vervormings-probleem grotendeels wordt veroorzaakt doordat het in de praktijk vrijwel onmogelijk is om de vermogenstransistors exact te “matchen”. Het gedrag van transistors wijzigt namelijk onder invloed van temperatuur en stroomsterkte. Met name waar het signaal overgaat van de NPN- naar de PNP-transistors, ontstaat dynamische crossover-vervorming. Het lastige is namelijk, dat transistors op de testbank van de transistorfabrikant op een statisch signaalniveau worden gemeten met een symmetrische sinusgolf. Maar een muzieksignaal is dynamisch en asymmetrisch. Dus een afstelling op basis van uitsluitend de testbankgegevens werkt niet optimaal. De SoundEngine-technologie “verwijdert temperatuur-afhankelijke dynamische crossover-vervorming, terwijl tegelijkertijd het vervormingsvrije dynamische bereik wordt vergroot” (citaat Bent Holter). Bent u daar nog?

Daarnaast wordt het ontstaan van vervorming ook tegengegaan door de eveneens in eigen huis ontwikkelde Dual Power opbouw, waarbij aparte voedingen worden ingezet voor ingangssectie en de voorversterker enerzijds en de eindversterker anderzijds. Deze aparte voedingen worden van stroom voorzien door onafhankelijke windingen van de trafo en ze hebben eigen gelijkrichters en condensatoren. Dit lijkt me niet echt een exclusieve Hegel-vinding, want min of meer vergelijkbare schakelingen zijn in de betere versterkers niet ongebruikelijk. Alleen zijn dat vaak versterkers die méér kosten dan een Hegel. Dus gezien de prijsklasse is het toch een beetje bijzonder.

Gebruikte apparatuur
In vergelijking met de H80 heeft de H160 meer kracht onder de motorkap en daarom heb ik zwaardere luidsprekers gebruikt. Ik heb gekozen voor Audiovector SR3 Super luidsprekers, KEF R700 luidsprekers, Chord Epic Twin luidsprekerkabels en de MusicLine PowerIgel voor de netvoeding.
De muziek werd via het netwerk afgespeeld vanaf de Synology NAS van Lexicom MultiMedia.

Audiovector-SR3-Signature-white-lexicom-multimediaLuisteren – inleiding
De Audiovectors zijn door de jaren heen trouwe vrienden geworden. Prima recensie-gereedschap. De nieuwste versie, de SR3, is wederom verbeterd en combineert als vanouds een fraai afgewerkt uiterlijk met uitstekende weergaveprestaties en een makkelijke plaatsbaarheid dankzij de basreflexpoort in de voet. Een erg fijne luidspreker.

Voor de KEF R700 geldt hetzelfde als voor de R500: ondanks het feit, dat beide KEF-luidsprekers zonder twijfel prima weergevers zijn, was ik geen groot fan van de KEF R-broertjes. Maar net als de fraaie H80/R500-combinatie wist ook de H160/R700-combinatie mij tot mijn eigen verbazing echt enthousiast te maken.
Ik citeer uit mijn H80-recensie: “daaruit blijkt maar weer eens, hoe belangrijk de juiste match tussen diverse componenten is!” Wilt u mij een plezier doen en deze “moraal van het verhaal” goed onthouden? Dank u wel.

De H160 heeft een Ethernet-aansluiting, waarmee hij zonder tussenkomst van een netwerkspeler muziek van een NAS kan afspelen. Dat is erg handig, want u hebt daardoor in feite alleen een H160 en twee luidsprekers nodig (en natuurlijk een NAS met muziek). Maar als u ook de mogelijkheid wilt om Internetradio of streaming muziekdiensten als Spotify of Tidal te beluisteren, bent u bij de H160 aan het verkeerde adres. Dat kan-ie niet.
Nou ja, dat is niet helemaal waar: hij kan het via een omweggetje. U moet dan vanaf uw iPhone/iPad via AirPlay naar de H160 streamen. Dat gaat in het algemeen gepaard met enig kwaliteitsverlies, maar Hegel schijnt een verbeterd protocol te hebben ontwikkeld, waardoor het signaal van “kwalitatief mindere bronnen” wordt “gerepareerd”, zodat één en ander beter moet klinken. Toch blijft er dan één zorg over: hoe lang de kleine accu van uw iPhone het uithoudt.
Kortom: in mijn ogen blijft het behelpen. Mij niet gezien. Ik heb mij van de NAS in het winkelnetwerk bediend en dat werkte uitstekend.

Wie de beschrijving las en hoopte dat ik dit keer niets te zeuren had, vergist zich. Ik heb altijd iets te zeuren. Net als elke recensent. Beroepsdeformatie? Misschien. Wat heb ik deze keer te zeuren? Dit: Hegel heeft geen eigen app om de H160 te bedienen wanneer ik naar muziek wil luisteren via het netwerk. Dus moet ik een “open source” app gebruiken, zoals de Linn Kinsky app of de BubbleUPnP app. Dat werkt niet altijd echt lekker soepel en dus zou ik de Hegelianen dringend willen verzoeken om een goed werkende, eigen Hegel-app te ontwikkelen. En zorg dan meteen dat Internetradio, Tidal, Qobuz en Spotify er ook op zitten. Dan is de H160 een versterker met een ingebouwde DAC èn een ingebouwde, volwaardige netwerkspeler/streamer. Daardoor wordt hij nòg interessanter. Gegarandeerd.

KEF-R700-Blk-1-lexicom-multimediaLuisteren – muziek
Ik begin met een stevig muziekstuk: Fanfare For The Common Man van Aaron Copland. Met dit stuk bewijst de H160, dat hij de luidsprekers in een ijzeren greep houdt. De bas is heerlijk diep, uitermate fraai gecontroleerd, snaarstrak en gortdroog. De enorme klappen op de pauken en de grote trom zijn bijna gewelddadig. Het stereobeeld dat de H160 neerzet is ruimtelijk, doortekend, diep, breed, noem maar op. De separatie tussen instrumenten is prima, waardoor het weergavebeeld niet dichtloopt, ook niet als er veel tegelijk gebeurt. De weergave is niet alleen krachtig, maar ook ronduit muzikaal en verrassend neutraal. De KEF zet de blazers erg mooi neer, met een prachtige koperklank en een zeer fraaie doortekening. De Audiovector is in de bas iets zachter van karakter, maar melodieuzer en hij laat een uitermate fraai uitgewerkt sustain en decay horen. Veel nuances, veel klankkleur. Beide luidsprekers leveren puike prestaties, aangespoord door de H160 die onmiskenbaar de baas is en die geen tegenspraak duldt.

Het “grote geweld” komt dus met indrukwekkend gemak uit de H160. Maar kan hij ook subtiel spelen en bijvoorbeeld een verleidelijke zangstem mooi neerzetten? U voelt het al aankomen en ik zal u niet teleurstellen: ik kies Alison Krauss met het prachtige Stay, ditmaal van de geripte CD Best Audiophile Voices IV. De beleving is compleet: de akoestische gitaar in de eerste maten, de verrukkelijke stem van Alison, de prachtig zangerige dobro van Jerry Douglas, het subtiele drumwerk met de lichte tikken op de bekkens, het grote genieten… De muziek van Alison Krauss is akoestisch, verfijnd, subtiel en bevat veel kleine details. Heerlijke muziek en ook prima testmateriaal, want als er iets niet goed gaat in de weergaveketen, is deze muziek niet echt mooi of bijzonder. Maar wanneer de keten optimaal speelt, krijg ik altijd kippenvel van de sexy stem van Alison en het perfecte musiceren van haar band Union Station, in de studio soms aangevuld met sessiemuzikanten.
Ik ben prima te spreken over de prestaties van de H160, want de balans tussen kracht en verfijning is goed. Dat lijkt normaal, maar in de praktijk is die balans vaak minder vanzelfsprekend dan je zou verwachten. Vaak gaat het òf over kracht òf over verfijning, maar niet over allebei. Maar de H160 scoort een ruime voldoende.

Iets anders. The Alan Parsons Project met Sirius van het album Eye In The Sky. Een kort nummer, waarin toch veel gebeurt. Met name veel elektronische instrumenten. De H160 maakt ook deze muziek tot een luisterfeest, want door de goed gedefinieerde weergave wordt het geen geluidsbrij. De weergave is exact, accuraat, gedetailleerd, maar wordt niet analytisch of klinisch steriel. De H160 verliest nooit het overzicht en blijft gedisciplineerd muziek maken. Ook wanneer ik het volume fors verhoog, speelt de H160 “gewoon” een stuk luider, maar de muziek blijft intact. De H160 gaat niet schreeuwen of dreunen. Erg goed.

De H160 is zeer neutraal. Dat maakt het in theorie mogelijk om luidsprekers te kiezen zonder rekening te hoeven houden met het karakter van de versterker. Maar natuurlijk ziet de praktijk er iets anders uit. Niet elke combinatie zal aansluiten bij uw persoonlijke smaak. Ik vind de combinatie met de KEF erg goed, omdat ook de KEF behoorlijk neutraal is. Vooral bij mooi opgenomen akoestische (en klassieke) muziek zat ik enorm te genieten. Maar hoewel de KEF mooi aansluit bij de H160, kan het zijn dat de combinatie van deze twee voor anderen weer net iets te veel wordt. De KEF is namelijk nogal direct in zijn presentatie. “In your face” noemen de Amerikanen dat. Wie dat niet prettig vindt, kan bijvoorbeeld de Audiovector proberen, die iets ronder, iets voller van klank is, maar ook een tikkie minder neutraal. En toch combineert de SR3 Super echt euhh… super met de H160. Dat is het mooie van een versterker als de Hegel H160: door de keuze van de luidsprekers kunt u de weergave aanpassen aan uw wensen.

hegel-h160-into-lexicom-multimediaConclusie
De Hegel H160 is duidelijk een grotere broer van de H80. Of de H80 is een kleinere broer van de H160. Wat u wilt. De familiegelijkenis is overduidelijk. Wat is dan het voordeel van de grotere H160? Alleen de DLNA-optie, waarmee u muziek van uw netwerk kunt afspelen? Nee. Dat is wel een leuke extra mogelijkheid, maar door het ontbreken van Internetradio en streamingdiensten is de H160 toch geen volwaardige netwerkspeler/streamer. Ook de omweg via AirPlay is in mijn ogen geen afdoende oplossing. Dus wat blijft er dan over?

Om te beginnen de DAC in de H160, die verfijnder klinkt dan die in de H80. Ik durf niet met zekerheid te zeggen of dat uitsluitend door de AKM chipset komt, maar het speelt wèl een rol, dat staat voor mij vast. Bovendien is de DAC nòg beter in de versterker geïntegreerd. Versterker en DAC vormen bij de H160 meer één geheel dan bij de H80, waar toch een iets groter verschil hoorbaar is tussen de digitale en de analoge ingangen.

Ten tweede het grotere vermogen. Meer vermogen en een dikkere voeding betekenen niet, dat de H160 meer herrie maakt (al kàn-ie dat natuurlijk wèl…). Meer vermogen en een dikkere voeding betekenen vooral meer gemak, meer rust en meer overzicht in de weergave. De H160 zal niet snel buiten adem raken of in de stress schieten. Meer vermogen en een dikkere voeding betekenen ook een imposante dynamiek en transiënten-weergave, zoals duidelijk werd in bijvoorbeeld het eerste muziekstuk dat ik noemde. Meer vermogen en een dikkere voeding betekenen tenslotte ook de mogelijkheid, meer verschillende soorten/merken luidsprekers te kunnen aansturen. Het karakter van de combinatie versterker-luidspreker wordt dan belangrijker dan de gevoeligheid van de luidspreker. En dat biedt u de mogelijkheid, het weergavekarakter te kiezen dat bij uw muzieksmaak past.

Hegel-H160-eiza-2-lexicomTenslotte is heel belangrijk, dat de H160 behalve vermogen ook verfijning biedt. Naast kracht ook subtiliteit. De niet-zo-heel-piepjonge lezers onder u herinneren zich waarschijnlijk de onvoorstelbaar grote, lompe en niet te tillen krachtcentrales van voornamelijk Amerikaanse makelij (ik noem geen namen…), die onwaarschijnlijk grote vermogens aan boord hadden. Zelfs 1000 Watt was geen uitzondering. Verfijning en subtiliteit waren onbekende woorden voor die krachtpatsers, waardoor de weergavekwaliteit op den duur onbevredigend was voor audiofiele oren.
De Hegel bezondigt zich niet aan dergelijke fouten. Daardoor u kunt de H160 niet alleen de subtiel articulerende, zachte en sexy stem van Alison Krauss, de solo-cello van Pieter Wispelwey of andere kleinschalige muziek laten spelen, maar net zo makkelijk een raggende rockband of een groot symfonie-orkest dat volledig uit z’n bol gaat.

Volgens het theoretische ideaal moet een versterker niets van de muziek weglaten en er ook niets aan toevoegen. Peter J. Walker, de oprichter van Quad, zei ooit: “the perfect amplifier is a straight wire with gain” (de perfecte versterker is een rechte draad met versterking). Dat lijkt een vanzelfsprekend uitgangspunt, maar in de praktijk voldoen zeer weinig versterkers aan dit ideaal, zeker in deze prijsklasse. Daarom valt de H160 op.
De Hegel H160 is zeer neutraal, maar niet analytisch, klinisch of steriel. De weergave is als het middelste bord pap in het sprookje van Goudhaartje en de drie beren: niet te heet, niet te koud, maar precies goed! Het enige verschil is, dat de H160 geen sprookje is, maar echt bestaat.