Bowers & Wilkins 803D4
B&W 803D4
Zien is geloven
Allereerst even een opsomming van de veranderingen aan het ontwerp van de D4-serie en dan met name die van de 803D4 t.o.v. 803D3 Op het oog lijken de twee erg op elkaar als ze zo gebroederlijk naast elkaar staan in onze grote demoruimte. De D4 is een paar centimeter hoger dan de D3 en de “nautilusbuis” achter de tweeter is bij de D4 een stuk langer dan die van de D3. De peervormige middentoonkamer genaamd Turbine Head lijkt onveranderd maar bij nadere inspectie is deze bij de D4 iets langgerekter dan bij de D3. De bovenkant van de befaamde matrixkast waar de Turbine Head bovenop ligt is nu een aluminiumplaat afgewerkt met leer (Leather by Connolly) De twee Aerofoil laagunits aan de voorzijde van de matrixkast zijn iets verder uit elkaar geplaats en de spreekspoelkap is niet van hetzelfde materiaal als de rest van de units, wat wel het geval is bij de D3 Verder is de aluminium basis van de luidspreker een stuk breder en ook plat aan de voorkant bij de D4, waar de D3 een geheel ovale plint heeft. Tot zover de verschillen waarneembaar met het blote oog.
En dan de binnenkant
De zoeven genoemde matrixkast is naast de aluminium topplaat ook aan de voorkant extra verstevigd door grotere aluminium profielen dan bij de D3 gebruikt werden en op de bodem bevindt zich tot slot ook nog een extra metalen plaat om daar nog extra vibraties weg te nemen. Door de komst van deze metalen plaat op de bodem, moest het scheidingsfilter dat zich daar bij de D3 modellen in een speciale behuizing bevond, verhuizen naar de metalen achterplaat. In het scheidingsfilter wordt bij de 803D4 gebruik gemaakt van Mundorf Mcab en EVO condensatoren.
En dan de bank op en luisteren
We hebben besloten om de huidige referentieset te gebruiken om het beloofde vergelijkend waren onderzoek mee te doen tussen de 803 D4 en de 803 D3. De referentie set bestaat uit:
- 2x Hegel H30 eindversterker
- 1 x Hegel P30 voorversterker
- 1 x Naim ND555 audiostreamer
- 2 x Audioquest Dragon High Current voor de H30
- 1 x Audioquest Hurricane Source voor de P30
- 1 x Furutech DPS 4.1 netspanningskabel afgemonteerd met FI-50/Fi-E50 NCF op de ND555
- 1 x Chord Reference Signature RCA interlink tussen ND555 en P30
- 2 x Audioquest Wind XLR tussen de P30 en H30
- 2 x 3 meter Audioquest Thunderbird Zero luidsprekerkabel
- 1 x Audioquest Diamond netwerkkabel tussen Bonn N8 en ND555
- 1 x Silent Angel Bonn N8
- 1 x Silent Angel Forester voeding
- 1 x Audioquest NRG-Z3 tussen PD8 en Forester
- 1 x Nutters X-ECT PD8 stekkerblok
- 1 x Audioquest Monsoon Netkabel t.b.v. PD8
- 1 x Chord C-stream van de hoofdswitch naar de Bonn N8
Ook voor de gewone man
Laten we onze muzikale vergelijkingsreis beginnen met een imposant klassiek werk van de Amerikaanse componist Aaron Copland genaamd Fanfare For The Common Man. Dit meesterwerk dat geschreven is tijdens de tweede wereldoorlog diende als “appetizer” voor een daar op volgend symfonisch concert. Qua bezetting wordt de voltallige kopersectie van het symfonieorkest en een deel van het slagwerk ingezet. Het is een Majestueus werk en daarom prima geschikt om het spits af te bijten in deze vergelijking van luidsprekers met een imposante uitstraling. Zowel bij de D3 als de D4 valt de rijke uitklank van de tam-tam (een soort gong) op. Echter zijn de klappen op de grote trom bij de D4 veel strakker en hebben meer vlees op de botten. De plaatsing in de ruimte van alle instrumenten is ook mooier en vooral dieper bij de D4. Ook lijken de D4 iets meer vergevingsgezind in het hoog, wat niet wil zeggen de D3 schel of vervelend klinken, maar de D4 krijgt wat ons wel de voorkeur voor de langere luistersessie.
Symfonischconcert twee-punt-nul
We blijven even in de symfonische hoek en pakken door met een compositie van John Lord en ja het gaat hier om die organist en mede oprichter van de rockformatie Deep Purple. Lord zijn interesse voor symfonische muziek resulteerde uiteindelijk in een compositie voor rockband en orkest. Van dit Concerto For Group And Orchestra beluisteren wij hier het derde deel. In eerste instantie lijkt het concept dat Lord zo geniaal bedacht heeft beter uit de verf te komen bij de D3. Het orkest speelt namelijk meer op de voorgrond, alwaar de band ook in de mix geplaatst is. Er lijkt dus een naadloze overgang te zijn van orkest naar band. Bij de D4 is er wederom meer diepte en komt de plaatsing van de verschillende orkest instrumentgroepen meer overeen met de ervaring als je daadwerkelijk in een concertzaal zit. Als de band begint te spelen, lijkt deze meer voor het orkest te staan en gaat minder mooi op in het orkest dan bij de D3. Nu is het wel zo dat bij de D4 de klankechtheid van de akoestische, onversterkte orkestinstrumenten beter is dan bij de D3, de dynamische verschillen groter en er dus meer dieptewerking is dan bij de D3. Verder is de ruimtelijkheid van de gitaar beter waarneembaar. Ook het laag is strakker en meer doortekend dan bij de D3, wat met name te horen is bij de pulserende baslijn die goed waarneembaar is op het moment dat de gehele band zijn intrede doet in het geheel.
Keltische zegening
Laten we na al het bombastische orkestgeweld van de vorige twee composities onze toevlucht nemen in een rustig koorwerkje van John Rutter. A Gaelic Blessing heeft als basis een mannenkoor begeleid door een harp en een kerkorgel. De D4 laat alle lagen fraai horen en geeft een goed beeld van alle gespeelde en gezongen partijen. De zangtekst is goed te volgen en het fundament in het orgel te voelen in de onderbuik. Bij de D3 is dat heel anders! In eerste instantie gebeurt er hetzelfde als bij het werk van John Lor
Geniale Blues
Wie laat het zien?
Werden we geïnspireerd door Rutter om eens bij Ane Domnerus langs te gaan, zo riep Domnerus bij ons de herinnering op naar een nummer van The Alan Parsons Project dat met Kerkorgel en zang begint, te weten Don’t Let It Show. Tel daarbij de band en het orkest op die later in het
Losjes leven
Na de orkestrale en door orgel omgeven werken die we tot nu toe beluisterd hebben, is het nu tijd met piano en zang. We zijn zeer nieuwsgierig naar een
Iets met kerken…
Tijd voor een vrouwenstem om evenwicht aan te brengen in deze review. Ook hier pakken we weer een pareltje uit de vergetelheid der Lexicom playlist. Bij de Cathedral Song van Tanita Tikaram zijn de verschillen tussen de D3 en D4 overduidelijk. Het gekozen “pad der hifi-tuning “ dat B&W ingeslagen is kunnen we na het horen van dit nummer alleen maar loven. De D3 laat weliswaar een levendig nummer horen dat dusdanig goed geproduceerd is dat elke laag de ruimte zou moeten krijgen, maar de D4 doet die insteek meer eer aan. Het laag is meer doortekend, ook
Algemene beschouwingen
Het zal u als lezer niet ontgaan zijn dat wij zeer enthousiast zijn over de vierde generatie van de Bowers & Wilkins 800-serie. Er zijn duidelijk stappen gemaakt om een bijna niet te overtreffen concept nog weer te verbeteren bij deze legendarische Britse luidsprekerbouwers. De hierboven besproken muziekstukken zijn eigenlijk slechts een greep uit ons luisterrepertoire, maar telkens weer vielen ons dezelfde verbeterpunten op t.o.v. de derde generatie namelijk: meer rust, een beter stereobeeld, meer draagkracht in het laag en meer gelijkmatige verdeling van instrumenten over het gehele, hoorbare frequentiebereik bij de weergave.
Betekent dit nu dat de B&W 803D3 een waardeloze luidspreker geworden is? Helemaal niet! Aan de vernieuwingen bij de 803D4 hangt namelijk wel een prijskaartje. Deze speaker is een stuk duurder geworden dan zijn voorganger. We hebben bij het vergelijkend warenonderzoek weliswaar heel kritisch geluisterd en duidelijk verschillen waargenomen, maar de "algehele signatuur" van beide generaties lijkt nog steeds erg op elkaar. Verder kan de geconstateerde " frisheid" bij de D3-generatie uiteraard getemperd worden met de keuze van een andere versterker, bron en randapparatuur.
Meer informatie en prijs van de B&W 803D4 vindt u hier.